Met mijn vijftigste (en mijn vaders 80e) verjaardagsfeest nog vers in mijn geheugen, en het feit dat ik dit jaar wat meer uit mijn comfortzone wil stappen stuurde ik mijn moeder een appje of Bart en ik met Pasen een kopje koffie mochten komen drinken.
Doel nummer één, na de diagnose en de behandeling, is altijd geweest: koffie drinken bij mijn ouders. Elk jaar opnieuw was dat op nieuwjaarsdag mijn doelstelling voor dat jaar. Elk jaar geloofde ik dat ik genoeg zou opknappen om naar mijn ouders te kunnen gaan en elk jaar mislukte dat. De pandemie, een depressie, een 70-jarig lijf dat maar niet jonger (lees: fitter) wil worden, er kwam veel tussen.
Maar nu was mijn hoofd (en mijn hart) er zó klaar voor dat ik dus dat appje stuurde.
Dat appje werd zeer enthousiast ontvangen en in plaats van een kopje koffie (of in mijn geval een 'deca cappuccino') stelde mijn moeder een lekkere paaslunch voor. Niet veel, niet lang, maar wel iets speciaals. Dat is mijn moeder ten voeten uit. Ze maakt van alles iets bijzonders. Dus daar zeiden we geen 'nee' tegen.
Ik voelde dat het emotioneel zou worden. Ik was een beetje nerveus.
Zes, ja, zes (!) jaar na de behandelingen, liep ik de oprit weer op richting de voordeur van het huis van mijn ouders.
Schaamte, schuldgevoel, spijt en verdriet dat het zo lang heeft geduurd, overmande me. Maar het is zoals het is. Ik kan me eeuwig schuldig voelen over de gemiste feest- en familiemomenten die zich daar de afgelopen jaren hebben afgespeeld zónder Bart en mij, de grote zorgen die mijn moeder droeg (en draagt) over de gezondheid van mijn vader, waar ik er alleen via de telefoon voor mijn moeder probeerde te zijn, in plaats van haar regelmatig te komen helpen of ondersteunen of haar simpelweg even te knuffelen.
Ik kan nog steeds huilen als ik die gevoelens toelaat. Maar het heeft geen zin. Het ligt in het verleden en ik kan er niets meer aan veranderen. Ik kan me alleen focussen op nu en op de toekomst. Dus ik raapte mezelf bij elkaar en Bart en ik gingen naar binnen.
Het was emotioneel om mijn ouders weer in hun eigen huis te knuffelen. Dat het nu eindelijk zover was! De tranen liepen over mijn wangen.
De laatste keer dat we daar waren, was op de dag dat we mijn moeders verjaardag vierden en ik de dag ervoor de diagnose had gekregen. Het was een verdrietige boel toen.
Ik wist dat er dingen waren veranderd en ik kon niet wachten om alles te bekijken. Het huis was aan de buitenkant wit geschilderd, wat ik een enorme vooruitgang vond tegenover de bruine kleur die het eerst had. Er hingen nieuwe lampen, er stond een nieuwe bank, er hingen andere schilderijen aan de muur, er was een compleet nieuwe badkamer gebouwd speciaal voor mijn vader, kortom ik keek mijn ogen uit in het huis waar ik zelf ook vele jaren had gewoond. Ik genoot.
Mijn moeder had de lekkerste dingen in huis gehaald en van die piepkleine ronde broodjes uit de oven erbij. Op elk half broodje kon een stukje forel, zalm, of wat tonijnsalade. Er waren heerlijke eitjes, stukjes worstenbrood (we blijven wel Brabanders natuurlijk), paasbrood en zoveel meer lekkers. We voelden ons erg gewenst en verwend.
Het was heerlijk en fijn en speciaal en zalig! Bijna alsof al die jaren wegvielen. Ik kreeg er zoveel energie van!
Bart en ik vonden het erg leuk en ik heb nog lang nagenoten. En doel nummer één heb ik eindelijk gehaald.
Dit was de állerfijnste Pasen die ik ooit heb gehad!