Het was toch zo warm en droog de afgelopen weken. Ik
had zo’n medelijden met alle diertjes. Ik had flessen water gekoeld en in een
handdoek gewikkeld en bij de cavia’s gelegd. Maar ze vertrouwde die grote lange
dingen niet die plots in hun ren lagen. De konijnen, die we vroeger hadden,
snapten heel goed dat dat fijn was om tegenaan te liggen. Maar cavia’s zijn
niet zo’n helden.
Voor de vogels had ik strategisch schotels en bakjes
met water geplaatst waar ze dankbaar gebruik van maakten. Voor de honden 2
emmers met koud water.
Maar tot mijn grote verdriet vond ik op een morgen een
dood roodborstje in één van de emmers. Het roodborstje, mijn roodborstje was
verdronken en ik was erg verdrietig. Bart zei dat het vast een ander
roodborstje is, maar ik heb mijn roodborstje toch niet meer gezien de afgelopen
twee dagen….
Het roodborstje is mijn link met mijn lieve overleden
oma. Mijn roodborstje komt elke dag op de stoel zitten die buiten staat. Dan
kijkt ze naar binnen waar ik aan de keukentafel zit te werken. Ik zwaai dan
naar haar en dan vliegt ze weg. Echt, al jaren komt ze hier, en doen we
hetzelfde ritueel elke dag. Het gaf me rust. Mijn Oma was nog steeds af en toe
bij mij.
Maar nu heb ik haar al twee dagen niet meer gezien en
ik ben zo boos op mezelf dat ik die grote emmers buiten had gezet.
Maar ik zag ook meer en meer wespen komen drinken van
de schoteltjes en de bakjes water, toen het zo heet was. Het waren er veel. Ze
kwamen zelfs op de tuit van mijn gieter zitten, en als ik dan water in een
bakje goot, dronken ze vanaf de tuit. Dat was schattig om te zien. Ik ben geen
fan van wespen, maar ook zij hadden dorst. Dus liet ik hen doen.
Totdat ik naast de voordeur een wespennest zag. Tientallen
wespen vlogen af en aan en wurmden zich tussen het voegsel van de muren en het
dakbeschot een weg naar binnen. En toen ik dat van een afstandje bekeek zag ik
aan de dakkapel een nog grotere groep onder de dakpannen verdwijnen en weer
wegvliegen. Dju toch, hadden we twee wespennesten.
Ik vulde een formulier in van de brandweer en stuurde
dat door. Ze konden pas de 21e komen, op de Belgische feestdag nog wel. “Sorry
mevrouw, maar we doen niets anders dan van 8 uur ‘s ochtends tot 10 uur ‘s
avonds wespennesten verwijderen bij particulieren”.
Het gaf niet dat we een week moesten wachten, als ze
maar kwamen.
In de tussentijd zag ik nog twee nesten in ons dak.
Vier nesten dus. Vandaar die vele dorstige wespen. Ik vond het steeds minder
leuk worden, vooral wanneer we buiten zaten. Ze waren (nog) niet agressief maar
ze waren wel overal. Dus keek ik uit naar de brandweer, die dus vandaag zou
komen.
Om 20.30u waren ze er. Twee knappe brandweermannen die
alle tijd namen en overal wilden kijken waar ik dacht dat er nesten zaten. Met
ladders en lange palen met wit poeder kwamen ze ons redden van het gespuis. We
klommen op de zolder waar Bart en ik al jaren niet meer kwamen. Er waren daar
zoveel wespen altijd, dood weliswaar, maar toch. We hadden alles naar beneden
verhuisd en een slaapkamer omgedoopt tot ‘zolderkamer’ en nooit meer dat
trapgat open gemaakt. Voorzichtig klom de brandweerman de vlizotrap op en ik na
hem. Geen wesp te zien. De isolatie in orde en netjes afgewerkt. De
brandweerman stelde me gerust. Er is nu geen nest te zien, maar ze kunnen
alsnog door de isolatie bijten, zeker als het nest heel groot wordt. “Tegen die
tijd zijn wij hier weg hoor”, zei ik lachend. Maar ik meende het wel.
De andere brandweerman had ondertussen het nest bij de
voordeur volgespoten met poeder en het nest bij de dakkapel, waar een
hoornaarsnest bleek te zitten, heeft hij ook behandeld. Nu weet ik ook dat die
grote boze zwaar zoemende beesten ter grootte van een pinda, hoornaars waren
die ons lastig vielen toen we van het weekend lekker onder het parasolletje
zaten.
Als ze binnen zeven dagen niet weg zijn dan komen de
knappe brandweermannen het gratis nog een keertje overdoen.
Dat, op zich, is geen straf