Hoe donker is ‘donker’ eigenlijk?


Het is een raar proces dat zich afspeelt in mijn hoofd als ik een stukje schrijf. Er zijn twee mogelijkheden: ik schrijf omdat er iets gebeurt waarvan ik denk dat het leuk of grappig of zielig is om over te schrijven. Iets dat ik meemaak en waar ik op dat moment over kan schrijven.

Zoals bijvoorbeeld het verhaal van de duim van Bart, waarvoor we twee weken geleden op zaterdagavond om 22.30u ineens bij de huisartsenpost zaten, in plaats van ontspannen voor de tv. Of over het feit dat we afgelopen vrijdagnacht van half twaalf tot één uur bij de dierenarts van dienst zaten, in plaats van ontspannen voor de tv, omdat Falco die avond ineens begon te janken en kermen van de pijn. Hij bleek pancreatitis te hebben…. Het gaat inmiddels weer een beetje met hem, verdere onderzoeken volgen morgen.

De tweede manier waarom ik schrijf ontstaat in mijn hoofd. Eigenlijk meer in mijn lijf. Er komt een zin in mijn hoofd, zoals vandaag de titel van dit stukje, en dan MOET ik schrijven. Meteen. Ik kan aan niets anders meer denken, behalve hoe ik het zo snel en duidelijk mogelijk op ‘papier’ krijg. Bart stelde voorkom de Formule 1 kijken, die we hadden opgenomen en ik reageerde matig enthousiast. Dat viel hem op en ik zei: ik moét schrijven. De tranen liepen al over mijn wangen. Nu zitten we op de bank en kijken de Formule 1, maar ik schrijf.

Het komt uit mijn tenen deze manier. Ik moet het kwijt, dit is blijkbaar hét moment om het erover te hebben, en ik kan niets anders doen totdat het eruit is. Soms schrik ik ervan, maar langzaam wen ik er wel aan. Dus waarom de vraag: hoe donker is ‘donker’ nu eigenlijk?

Iedereen weet dat ik een moeilijke tijd heb gehad vorig jaar (en het jaar daarvoor, en het jaar daarvoor). Ik schreef niet meer. Ik was bang voor alles. Bang voor Corona, bang dat mijn lijf voor eeuwig zou blijven zoals het nu is, en hoe ik dat niet zag zitten. Hoe mijn hoofd met overmacht mijn hart overnam en dat het daardoor erg ongezellig werd voor Bart. Ik zei bijna niets meer, ik sloot me van alles en iedereen af. Ik had (en ik schaam me dood) nauwelijks nog aandacht voor de hondjes. Ik zat in mijn eigen gigantische neerwaartse spiraal. Ik wist het en ik voelde het maar ik gleed heel hard naar beneden. In een put was ik, letterlijk. Er bengelde een touw in de put dat ik nog net met mijn handen kon vasthouden. Maar ik moest het niet loslaten want dan verdween ik in het water. Ik zat al tot mijn schouders in het water.

Ik keek in de spiegel soms en zag het zelf; geen leven in mijn ogen, een lijf dat gehavend was en pijn deed. Ik zag een slechte echtgenote, een slecht hondenvrouwtje. Eten was al drie jaar een enorme opdracht. Ik bleef maar afvallen. Ik sleepte mezelf naar een diëtiste en naar een orthomoleculaire arts, maar deed dat eerlijk gezegd alleen maar omdat mijn Osteopate me dat adviseerde en ik wilde haar advies niet in de wind slaan. Ze staat me al jaren bij en is al die tijd een lichtpuntje geweest. Zo lief, zo geduldig, zo gedreven om mij te helpen. Ze wilde het beste voor mij. Maar ik haatte het om bij de diëtiste te praten over eten. Ik vond het vreselijk om als een angstig haasje tegenover de moleculaire arts te zitten en vertellen hoe ik me voelde. Ik dacht dat iedereen bij zichzelf dacht: kom op Sofie, je bent toch zeker een sterke vrouw, niet zo flauw doen. Angst is een slechte raadgever, angst verlamd je (tell me about it) angst is een emotie, die moet je niet toestaan.

Waar is de Sofie die door het huis danst, honderduit kletst, met haar hondjes door de tuin rolt, die Bart vastpakt en vraagt hoe het met hem gaat? Ik schreeuw vanbinnen, ik huil vanbinnen! Er kwam geen traan, dagenlang, wekenlang, maandenlang.

Mijn handen werden zo moe van het vasthouden aan dat touw. Ik gleed verder weg, het donkere gat in. Met mijn nagels had ik het touw nog vast en het water kwam tot mijn kin.

Waarom kom ik hier niet uit? Waarom ben ik niet sterk genoeg? Wat is de weg? Wat is de weg naar boven, naar beter, naar waar-dan-ook, maar niet hier? Kan iémand mij alsjebliéft zeggen wat ik moet doen! Please!!

Soms zei ik ineens tegen Bart: ik denk dat ik het niet redt…

Maar Bart verzekerde me dat ik sterk genoeg was. Ik vond het nietszeggend want ik kon er niets mee, hoe lief bedoeld ook. Had ik maar zijn vertrouwen in mij. Ik had geen greintje zelfvertrouwen. Ook niet in mijn lichaam.

Ik zei vaak tegen Bart: het is donker hoor, in mijn hoofd. Hij begreep mij. De ene keer kwam er een heel verhaal, de andere keer probeerde hij me een zachte trap onder mijn kont te geven. Maar ik was een mens dat op moest staan en de dag door zien te komen. Elke dag opnieuw. Ik was verschrikkelijk om mee te leven, vond ik. Ik zei niets meer. We wandelden en ik zei niets. We keken uren tv en ik zei niets. De series die we keken, ik had er geen gevoel bij. Ik zat helemaal in mijn hoofd, alleen, hangend met mijn nagels aan een touw met het water aan mijn lippen.

Ik zei eens: “schatje, ik red het niet”. En durfde niet verder te praten omdat de dingen die ik wilde zeggen niet mooi waren. Die waren donker. Die wilde ik niet hardop zeggen. Maar ik dacht ze wel….

Als we naar de therapie reden dan dacht ik: ‘als we nu tegen die boom rijden zijn we allebei dood’. Dat zou fijn zijn. Dan gaan we samen……

Of, als ik nou gewoon Corona krijg en in het ziekenhuis kom, zeg ik dat ik niet beademd wil worden, maar liever een spuitje krijg zodat ze iemand kunnen redden die wél wil leven. Of, was ik maar niet naar de radioloog gegaan voor dat knobbeltje, dan was het waarschijnlijk snel uitgezaaid en was ik misschien al dood……

Maar dan dacht ik onmiddellijk aan Bart. Aan mijn lieve, geduldige man, de liefde van mijn leven, die mij alle ruimte gaf. En dan huilde ik vanbinnen. Hoe kon ik hem nu verlaten na alles wat hij voor me doet en gedaan heeft. Iemand die me zó lief heeft als hij?

De tranen lopen over mijn wangen als ik dit schrijf…

Ik was alleen maar bezig met mezelf, egoïstisch was ik. Was zelfs Bart niet een reden om te willen blijven vechten tegen dit donker in mijn hoofd? Er waren echt dagen dat zelfs dat me niet overeind hield. En ik haatte mezelf daarvoor. En ik kon het al helemaal niet eerlijk tegen Bart zeggen. Ik weet niet of hij dit wist, of weet. Dat weet ik pas als hij dadelijk mijn stukje leest.

Waar is die knop die ik zogenaamd moet omzetten? Welke weg moet ik dan inslaan? Iemand?? Alsjeblieft…

Ik kon niet meer. Ik liet het touw los. Ik viel in het water, in het donkere gat. Ik liet mezelf verder en verder naar beneden glijden. Ik deed niets om terug naar boven te zwemmen en het touw weer vast te pakken, laat staan naar boven te klimmen.

Ik zei tegen Bart: “ik verdrink”.

Bart zei: “je verdrinkt niet”.

Ik liet alles los. Het touw, het leven, mijn lijf, mijn hoofd.

En toen voelde ik de bodem van de put. Heel even raakte mijn tenen de stenen bodem en het leek alsof ik me toen realiseerde dat ik dat niet wilde. “Je verdrinkt niet” hoorde ik Bart zeggen, “je verdrinkt niet”……

En met één grote afzet op de bodem stuwde ik mezelf naar boven en greep met één hand het touw.

Daar hing ik dan, scheef en wel, één hand aan het touw en mijn hoofd boven water.

Dit was de weg, ik wisten meteen. Handje voor handje zou ik naar boven gaan.

Meest recente posts

Inschrijven nieuwsbrief

Wil je mijn blog via e-mail ontvangen, zodat je zeker niets mist? Laat dan hier je e-mailadres achter. Dan word je als eerste op de hoogte gebracht van de laatste nieuwe blogs!

In de kijker

Berichtje achterlaten?

Wanneer je jezelf herkent in mijn blogs, als je een vraag hebt óf als je iets met me wil delen, dan zou ik het heel leuk vinden als je me een berichtje stuurt. Ik waardeer het contact met mijn lezers enorm.

Schrijf bericht
}