Ik rij op mijn gemakje door het dorp onderweg naar de
therapie, als ik zie dat er een mevrouw wil oversteken met haar fiets. Ik rem
af en glimlach naar haar terwijl ik met mijn hand het gebaar maak dat ze kan
oversteken. We maken oogcontact en ze lacht vriendelijk terug. En het raakt me
diep, ineens…. Ik realiseerde me pas veel later dat het kwam omdat ze geen
mondkapje droeg en ik haar hele gezicht kon zien, en zij het mijne. En daarmee
was zij een uitzondering, want in de drukte fietsen moet hier ook met een
mondkapje.
Ik lach altijd naar iemand als hij of zij letterlijk mijn pad kruist. Het gaat
automatisch. Ik doe dat al zolang ik me kan herinneren, vooral omdat het zo
fijn is. Veel mensen zijn verbaasd als ze me zien glimlachen en lachen prompt
terug. Dat is leuk. Het is leuk als je even in gedachten bent of als je niet
zo’n goede dag hebt, om een glimlach toegeworpen te krijgen, gratis en voor
niets. Soms kijk ik de mensen na, nadat ze mijn glimlach hebben beantwoord en
dan zie ik dat ze iets rechterop lopen of dat er een huppeltje in hun pas is
gekomen. Hun bodylanguage verandert een beetje. Dat is leuk.
Weet je wat ik het moeilijkst vind aan deze periode? De Corona periode? Ik heb
het gevoel dat ik (meer dan) de helft van mezelf moet uitschakelen. Ik heb het
gevoel niet meer mezelf te kunnen zijn en vooral het gevoel anderen niet meer
te ‘zien’ of ‘voelen’.
Ik luister altijd naar wat mensen zeggen, maar nog meer lees ik wat de mensen
zeggen en voel ik wat de mensen zeggen. Of niet zeggen, want dat is even
belangrijk voor mij om een beeld te krijgen van mensen. En dat gaat niet alleen
om vreemde mensen maar ook mensen die ik ken.
Ik lees gezichten, luister naar intonaties in de stem en of die overeenkomen
met wat er effectief gezegd wordt. Ik kijk naar gebaren en gebaartjes, zoek
naar spanning of ontspanning op het gezicht of in het lichaam. Ik voel de
energie die mijn kant opkomt, of juist niet. Ik zoek naar nuanceverschillen, zie
kleine zuchtjes, afdwalingen in de ogen, gespannen lippen, trillende vingers of
onhandig heen en weer gewiebel. Ik kijk naar lichaamshouding, ringen, oorbelletjes
en nog 100 dingen waar ik me niet eens bewust van ben, maar die ik toch opsla.
Zo vorm ik me een beeld van de ander. Het lijkt alsof ik uren naar mensen staar
maar dat gebeurt allemaal in seconden of minuten, terwijl ik met iemand praat.
Ik haal dus heel veel van mijn informatie uit die non-verbale communicatie. Ik
kan namelijk alleen maar adequaat reageren op iemand als ik alles weet, en heb
dus meer informatie nodig dan woorden. Vaak gaat de woordenstroom ook te snel
om écht te luisteren. Ik zie namelijk wat de mensen vertellen. In beelden, als
een soort filmpje verschijnt hun vertelsel voor mijn ogen. Dat heb ik al vaker
verteld. Dat is erg vermoeiend als het te snel gaat.
Ik wil mensen troosten, oppeppen, laten praten, een warm gevoel geven. Ik wil
luisteren en lezen om écht te begrijpen wat de persoon nodig heeft en ik wil
dat graag geven. Ik wil dat mensen voelen dat ik meeleef, dat ik goed luister
en het juiste doe of zeg. Ik doe dat met mijn stem, mijn ogen, mijn handen en
mijn lichaam. Ik doe dat met gepaste afstand of de gepaste nabijheid. Ik wrijf
zachtjes over iemand zijn rug, of raak even iemands arm aan om te delen in de
miserie of blijheid. Ik heb door de jaren heen perfect geleerd (in de meeste
gevallen dan toch) om op de juiste manier en met de juiste intonatie, met de
juiste intentie, en het juiste gevoel te reageren. Ik wil dat iedereen zich
goed voelt en zal áltijd proberen (ook al is dat in een hele korte tijd) mensen
wat kracht mee te geven.
Dat is een heel groot deel van wie ik ben.
Ik voelde me al een paar weken niet blij. Niet de Sofie van een paar maanden
terug. Het voelde alsof ik mentaal weer afgleed naar een donkere periode nog
niet zo lang geleden. Toen was ik ook een heel deel van mezelf kwijt. Dat zat
verstopt. In een knopje van een waterlelie. Ter bescherming. Er was geen ruimte
voor mij, alleen voor overleven.
Maar dat ligt nu toch al een hele poos achter mij?
Hoe kon dit nou? Waarom ben ik nu niet blij en vrolijk elke dag? Ik ben toch
blij dat ik leef? Blij dat het de goeie kant opgaat? Blij dat ik weer meer kan
en meer geniet van dingen?
Ik weet nu wat het is. Waarom ik me weer zo voel als toen ik nog in het knopje
zat.
Er is geen ruimte voor mij. Althans, niet voor een groot deel van mij.
Mensen dragen mondkapjes. Overal waar ik kom. Zelfs buiten op straat en op de
fiets. Mensen zijn niet meer bezig met hun eigen gedachten, als ze op straat
lopen of door de winkel. We zijn alert, we deinzen terug, we ontsmetten en we nemen
afstand.
Ik zie ogen een mondkapje en een gespannen lichaam. Ik zie gebogen hoofden en
handtassen dicht tegen het lichaam gedrukt. Iemand die een winkel wil inlopen
en het mondkapje vergeten is wordt weg gestaard of toegesnauwd.
Ik kan je niet meer lezen, niet meer ‘zien’ en niet meer ‘voelen’. Ik kan je
geen kracht meer geven, je geen glimlach meer sturen. Ik kan je niet aanraken
of omhelzen. Ik kan niet meer voor je doen wat ik voorheen deed. Ik wil je
graag een goed gevoel geven. Hoe moet ik dat nu doen in deze tijd?
En dus schrijf ik woorden op papier. Berichtjes in de app, kaartjes via de post
en bloemetjes om te laten weten dat ik aan je denk. Ik ben niet zo goed met
woorden. Er zijn er simpelweg niet genoeg om je te laten zien hoeveel ik je mis
en hoe graag ik je wil aanraken om mijn woorden kracht bij te zetten. Ik mis je
glimlach…
En dus, ongewild en absoluut ongewenst, is dat stukje ‘mij’ wat mij ‘mij’ maakt, zich weer aan het verstoppen. En deze keer niet om te overleven, maar om te kunnen leven.