Het is half twee ’s nachts en ik loop met mijn herders naar
de wei. Ik doe de riem van de meisjes los en ze verdwijnen snel uit het licht
van mijn hoofdlampje. Falco blijft nog even in beeld, maar gaat tenslotte ook
zijn eigen gang. Ik pak mijn poepschep en loop langzaam door de wei. Ik kijk af
en toe waar de honden zijn maar ik geniet vooral van de frisse lucht.
En dan ineens hoor ik het. De stilte.
Waar ik voorheen de fabrieken zachtjes hoorde brommen en af en toe het gezoem
van auto’s en vrachtwagens hoorde, die over de autobaan rijden, is het nu
helemaal stil om me heen.
Het enige dat ik hoor is het rustgevende gesnuffel van de honden, het gepiep
van de cavia’s en een uil in de verte. Verder hoor ik niets. Het is raar. En
naar.
Ik ben niet dezelfde Sofie als ik was toen ik met Oud en Nieuw met Bart
proostte op een mooi, nieuw gezond, liefdevol jaar waarin we verder zouden gaan
met beter worden. Waarin we zouden gaan werken aan mijn immuniteit, mijn
conditie, aan ons nieuwe leven met een lichaam dat bijlange nog niet in orde
is. Twee jaar lang leefden we dag per dag, dagdeel per dagdeel soms ook. Met
hulp van mijn ouders en van mijn allerliefste vriendin en haar gezin, krabbelde
Bart en ik heel langzaam recht. Ik voelde dat ik lucht kreeg, weer vrij kon
ademen en vooruit kon denken. Doelen als; thee gaan drinken bij vriendinnen of
met vriendinnen op een terrasje, zelf naar mijn ouders rijden, meer bezoek
uitnodigen om langzaam het sociale contact weer op te pakken, het stond
allemaal op ons lijstje. We hadden er zin in en ik genoot van het feit dat ik
mezelf langzaam terug begon te vinden. En Bart ook. We kregen twee schatten van
honden, het kon niet op.
Tot de dag dat ik dacht: dit zou wel eens verkeerd kunnen gaan, dat virus in
China. Al heel vroeg had ik een knoop in mijn maag, een heel slecht gevoel over
de situatie. En het ging ook verkeerd.
In geen tijd was het virus hier. Ik maakte me zorgen om Bart, die al drie
antibiotica ’s heeft gehad dit jaar voor zijn bronchiën. Ik met mijn eeuwige
keelpijn, opgezette klieren en hoestje. Ook al weet ik dat dat door de therapie
komt, en misschien door de bestraling, en door het vele vocht dat zich overal
vastzet omdat ik 34 lymfeklieren mis. Maar toch…
Door alle ellende, negatieve en nog negatievere berichten op tv, op social
media en eigenlijk overal om ons heen voelde ik mijn stukje zorgvuldig
opgebouwde ik weer wegebben. Het piekeren begon weer en de stroom aan
vreselijke beelden in mijn hoofd groeide. De naarste scenario’s drongen zich
aan mij op. Soms een zegen, soms een vloek, dat beelddenken.
Ik word graag wakker met de radio, maar die heb ik inmiddels op een klassieke
zender gezet. Het is zo deprimerend om je ogen open te doen, na een nacht rust
in het koppie, om vervolgens niets anders te horen dan; verdriet, gemis, dood,
statistieken, hamsteren, tekorten, lockdown-light, wc-papier, anderhalve meter,
‘blijf in uw kot’, twee-keer-happy-birthday, corona-spugers, oma’s en opa’s,
volle stranden, egoïsme, brandhaarden, eenzame verjaardagen, afscheid, Tirol,
applaus, ‘You Never Walk Alone’, spooksteden, zorg, mondkapjes, angst,
geliefden, recessie, vaccin, onderschatters, luchtvaart, ZZP’ers,
beademingsapparaten, Italië, wanhoop………
Ik heb een immens respect, net als iedereen, voor de mensen die blijven werken,
blijven zorgen, blijven bezorgen en beschermen. Echt, ik weet niet of ik het
zou durven. Ik ben bang om ziek te worden, maar ik zou het helemaal
verschrikkelijk vinden om iemand anders ziek te maken en daarmee god-weet-wat
te veroorzaken. Er zou zo maar iemand kunnen sterven door mij, en dat wil ik ab-so-luut
niet op mijn geweten willen hebben. En dus blijven wij binnen. Nou ja, thuis.
Wij blijven thuis, in ons kot. We houden ons precies aan alle regeltjes. En
‘nee’ ik vind niet dat we overdrijven. Natuurlijk gaan er elke winter mensen
dood aan de griep. En dat is deze winter niet anders. Alleen komen er nu héél
veel meer echtgenoten, vaders, moeders, dochters en zonen bij. Mensen die niet
het afscheid zullen krijgen dat ze verdienen.
Voor iedereen die werkt in een ziekenhuis of in de uitvaart, een heus trauma.
Wat een verdriet moeten die mensen dragen. Ik vind het onze
verantwoordelijkheid om die mensen nu, en in de toekomst, alle steun te geven
die ze verdienen. Dus volgen Bart en ik de regeltjes.
En het is moeilijk, en verdrietig, en oneerlijk, en stressvol (hoe doen mensen
dat met kleine kinderen??).
Toch blijken we best flexibel, als het er op aankomt. We blijken ook erg
begaan, meelevend, empathisch en altruïstisch. We zijn eigenlijk best creatief.
Sommige dingen worden na een week in lockdown-light harstikke duidelijk. Wat
kan dat laagje stof nou schelen? Oeps, mijn schermtijd loopt op: whatever.
Haren wassen? Kan morgen ook wel. Nieuwe kleren kopen? Voor wie, in hemelsnaam.
Om half twee ’s nachts de honden uitlaten? Waarom niet?
Het is stil. Zo stil. Het lijkt wel alsof er een pak sneeuw is gevallen, of dat
het heel mistig is, zo stil is het buiten.
De imméns grote, wereldwijde, eeuwenoude, geoliede machine is krakend en
snerpend tot stilstand gekomen. Overal. En dat is eng en onbekend en onbestemd.
Ik kijk naar de prachtig heldere lucht, snuif diep de koele lucht in mijn longen. De knopjes aan de bomen staan op springen. Moeder aarde krijgt eindelijk lucht. Zij gaat door. Zij is altijd doorgegaan, wat wij ook deden. Zij heeft haar eigen agenda. Overleven, op haar manier. Zullen wij dat ook proberen? Op onze manier?